De financiële en economische crisis veroorzaakt door Covid 19 en de veiligheidsmaatregelen opgelegd door de overheid woedt volop.
Veel van onze cliënten vragen zich af hoe ze de financiële moeilijkheden het hoofd moeten bieden. Blienberg Advocaten adviseert haar cliënten dat, naast de zorg om alle lopende kosten te kunnen betalen, het ook van groot belang is de alarmbelprocedure opgelegd door het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV) na te leven.
Aangezien het kapitaalbegrip in de BV is weggevallen onder het WVV, moest er een alternatief aanknopingspunt voor de alarmbelprocedure worden gecreëerd.
Er zijn 2 testen die als ‘alarmbellen’ worden gehanteerd: de netto-actieftest en de liquiditeitstest.
Van wanneer van toepassing?
De nieuwe regelgeving omtrent de alarmbelprocedure is van dwingend recht en is bijgevolg sinds 1 januari 2020 van toepassing.
Wie is verantwoordelijk?
De verantwoordelijkheid tot het luiden van de alarmbel ligt bij het bestuursorgaan. Het bestuursorgaan is verplicht om de algemene vergadering bij haar te roepen indien:
- Het netto-actief negatief is of negatief dreigt te worden (netto-actieftest)
- De vennootschap niet langer in staat zal zijn om, gezien de te verwachten ontwikkelingen, haar schulden af te lossen die over een periode van 12 maanden opeisbaar zullen worden (liquiditeitstest)
Indien het bestuursorgaan geconfronteerd wordt met één van bovenstaande situaties dan is zij verplicht om in een bijzonder verslag op te sommen welke maatregelen er kunnen genomen worden om alsnog de continuïteit van de vennootschap te waarborgen.
Het bestuursorgaan beschikt over een termijn van twee maanden om de algemene vergadering samen te brengen vanaf dat zij vaststelt dat de vennootschap zich - op basis van de netto-actief en liquiditeitstest – in een precaire positie bevindt. Meer specifiek begint die termijn van twee maanden al te lopen vanaf het moment dat het bestuursorgaan die toestand zou moeten vastgesteld hebben.
Het is dan aan de algemene vergadering om te beslissen of de ontbinding van de vennootschap kan vermeden worden aan de hand van de voorgestelde maatregelen ter waarborging van de continuïteit.
Wanneer begint de termijn van 2 maanden te lopen.
Hét moment waarop het bestuursorgaan zonder enige twijfel geconfronteerd wordt met de al dan niet gezonde toestand waarin de BV zich bevindt, is het moment dat ze de jaarrekening aan de algemene vergadering moet voorleggen. Het Hof van Cassatie oordeelde recent dat in dat geval de termijn van twee maanden niet wordt bepaald door de datum waarop de jaarrekening effectief wordt meegedeeld aan de algemene vergadering, maar dat het startpunt van die twee maanden wordt bepaald door de uiterste datum waarop de jaarrekening mag worden neergelegd bij de algemene vergadering.
Ter illustratie:
Het bestuursorgaan mag de jaarrekening ten laatste 15 dagen voor de jaarvergadering neerleggen. Indien de jaarvergadering zal plaatsvinden op 30 juni dan is de deadline om de jaarrekening neer te leggen 15 juni. Die datum van 15 juni vormt dan ook meteen het startpunt voor de termijn van twee maanden.
Het is uiteraard ook niet zo dat die verplichting van het bestuursorgaan om de alarmbel te luiden enkel geldt naar aanleiding van de jaarrekening. Een negatieve netto-actief- of liquiditeitstest kan zich ook opdringen nl. van een commerciële tegenslag.
Kortom, van zodra het bestuursorgaan opmerkt dat de gezondheidstoestand van de vennootschap aan het wankelen is, luidt zij maar beter de alarmbel.
Met de invoering van het WVV is het bestuursorgaan niet meer verplicht binnen de periode van 12 maanden, nadat de eerste alarmbel werd geluid en de algemene vergadering was samengekomen, opnieuw de algemene vergadering met dezelfde reden op te roepen.