B2B - regelgeving
Blienberg Advocaten heeft reeds eerder een blog gewijd aan de nieuwe set aan wettelijke regels in de B2B -wereld met name:
- Misbruik van de economische afhankelijkheid van een onderneming;
- Oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen
- Onrechtmatige bedingen in B2B – overeenkomsten
Het verbod op misbruik van de economische afhankelijkheid is al sinds 22 augustus 2020 in werking getreden.
Vereisten
In een vonnis van 28 oktober 2020 heeft de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van Gent voor de eerste maal die nieuwe wetgeving moeten toepassen. Dit vonnis geeft ons een duidelijker en concreter beeld van hoe we deze nieuwe regelgeving in de praktijk moeten begrijpen.
Vooraleer we inzoomen op de uitspraak zetten we nog even kort op een rijtje welke voorwaarden moeten worden ingevuld vooraleer het verbod van toepassing is:
- Het bestaan van een positie van economische afhankelijkheid van een of meerdere ondernemingen;
- De dominerende onderneming moet misbruik maken van die positie;
- Ten gevolge van het misbruik kan de concurrentie op de Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan worden aangetast.
Feitenrelaas
In casu ging het om een leverancier van kinderkleding. De leverancier in kwestie stond ook in voor het design en de productie van de kleding. Op een bepaald ogenblik weigerde de leverancier om nog kleding af te leveren bij de detailhandelaar. De leverancier eindigde plots de commerciële relatie met de detailhandelaar. De wintercollectie van de leverancier was bij de detailhandelaar wel ingepland om deel uit te maken van zijn gamma.
De niet-levering van de wintercollectie en de beëindiging van de commerciële samenwerking betekende quasi het einde van de onderneming van de detailhandelaar aangezien zijn activiteiten zeer seizoensgebonden zijn. De detailhandelaar was van mening dat de leverancier misbruik maakte van zijn economische afhankelijkheid en hij stelde een stakingsvordering in. De leverancier was van oordeel dat de leveringsweigering gegrond was omdat de detailhandelaar een betalingsachterstand had.
Uitspraak
In eerste instantie oordeelde de rechtbank dat de detailhandelaar inderdaad economische afhankelijk was van de leverancier. De detailhandelaar was nl. niet in staat om op korte termijn een andere leverancier en collectie te vinden. Het gaat immers om een sector die zeer seizoensgebonden is en waar bestellingen en leveringen lang genoeg op voorhand moeten worden geplaatst.
Volgens de Voorzitter maakte de leverancier ook misbruik van deze afhankelijke positie van de detailhandelaar.
De leverancier was er zich goed bewust dat de detailhandelaar niet in staat zou zijn om op korte termijn een degelijk alternatief te vinden. Sterker nog, volgens de rechtbank heeft de leverancier te kwader trouw gehandeld aangezien hij de indruk had gewekt dat er wel degelijk zou geleverd worden door aan de winkelier promomateriaal van de wintercollectie te leveren.
Het argument van de betalingsachterstand is volgens de rechtbank niet valabel. De leverancier wist nl. al van lang voor de leveringsweigering dat de handelaar in betalingsmoeilijkheden zat.
Tenslotte was ook de voorwaarde van de aantasting van de concurrentie op de markt vervuld. De leverancier wou nl. rechtstreeks aan de eindklanten leveren om op die manier alle lokale, kleine detailhandelaars uit de markt te concurreren.
Kortom de rechtbank was van oordeel dat er sprake was van een misbruik van de economische afhankelijkheid en sprak het bevel uit de leveringsweigering te staken onder de verbeurte van een dwangsom.